III. Petitie met verklaring van deskundigen.
Per FAX 070-340.7834 en post
Aan Hare Excellentie
de Minister van VWS
Dr. E. Borst-Eijlers
Postbus 20350
2500 EJ Den Haag
Amsterdam, 3 december 1999
Excellentie,
Met verwijzing naar de U vanaf november 1997 toegezonden brieven en rapportages verzoeken wij U om een aantal verbeteringen in de wetgeving voor oorlogsgetroffenen. De door ons comité opgestelde verklaring kreeg brede steun uit het vakgebied en van belangenorganisaties.
Het laatste punt uit de verklaring betreft VWS-beleid.
Twee onderwerpen impliceren wetswijziging.
Voor het eerste punt in de verklaring het zgn. medisch objectief bewijs is bij de Pensioen- en Uitkeringsraad, PUR sinds januari 1998 in alle denkbare vormen aandacht gevraagd. Het in juni 1998 door de PUR toegezegde evaluatieonderzoek wordt eerdaags afgerond. Uit de praktijk blijkt niet van enige beleidsaanpassing.
Vanaf januari 1998 vonden twee besprekingen tussen PUR en MJCO plaats ter voorbereiding van het door ons gewenste gesprek in Uw aanwezigheid met de PUR.
Over aan U en de PUR daarvoor toegezonden rapporten liet U ons vorig jaar weten, dat U deze aan de Commissie Van Galen zou voorleggen. In tegenstelling tot hetgeen U schijnt te denken is overleg met de PUR onzerzijds nooit afgebroken. Recent vonden nog een aantal gesprekken met de geneeskundig adviseurs plaats over andere knelpunten op medisch gebied. Ontwikkelingen sinds november 1997 vormden aanleiding tot enige aanvullingen.
Wij verzoeken U al het nodige te doen.
In afwachting van Uw berichten,
hoogachtend,
namens het MJCO,
Prof. dr. D.J. de Levita mr A. Bierenbroodspot.
n van de Commissie Welzijn van de Tweede Kamer
Amsterdam, 3 december 1999
Geacht parlementslid,
Het Medisch Juridisch Comité Oorlogsgetroffenen MJCO heeft de minister van VWS, mevrouw dr. E. Borst-Eijlers navolgende verklaring aangeboden, medeondertekend door 127 personen en 37 belangenorganisaties.
Dit in mei 1996 opgerichte comité bestaat uit tien psychiaters en advocaten, die beroepsmatig betrokken zijn bij (de wetgeving voor) oorlogsgetroffenen.
In de verklaring wordt bepleit om de afschaffing in 1994 van uitkering, aanspraken van de naoorlogse tweede generatie slachtofferrs ongedaan te maken.
Tot 1994 konden kinderen van vervolgden uit de Tweede Wereldoorlog onder bepaalde voorwaarden gelijkgesteld worden met vervolgden.
Voorwaarde was, dat zij ernstig te lijden hadden gehad van de effecten van de vervolging op hun ouders en hetgeen hen tijdens de vervolging is aangedaan.
In een ander punt wordt verzocht bij de medische beoordeling van uitkeringsaanvragen uit te gaan van algemeen aanvaarde medische inzichten.
Al enige jaren speelt medische bewijs via oude patiëntenkaarten of artsenbrieven een ongewenste juridische rol.
In verband met de privacywetgeving worden deze stukken na bepaalde tijd vernietigd.
Ter verdere toelichting op deze en andere knelpunten zullen u per post twee rapporten toegezonden worden.
namens het MJCO,
Prof. dr. D.J. de Levita mr A. Bierenbroodspot
............................................................................................................................................................................................
VERKLARING
De wetgeving voor slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog - BP, WUV, WUBO en WIV - veroorzaakt de laatste jaren toenemend ongenoegen bij ondergetekenden.
Zowel artsen als advocaten hebben bij de begeleiding van betrokkenen moeten vaststellen, dat van de uitgangspunten van deze wetgeving steeds minder overblijft.
De Nederlandse samenleving zou met deze wetgeving een ERESCHULD moeten inlossen jegens diegenen in wier leven de oorlog een desastreuze rol heeft gespeeld.
Vanwege de jegens hen gevoelde SOLIDARITEITSPLICHT zouden flexibele en ruimhartige regelingen hen in staat stellen tenminste op eigen financieel niveau verder te kunnen leven.
Ondergetekenden delen de ernstige bezorgdheid zoals tot uitdrukking gebracht door het Medisch Juridisch Comité Oorlogsgetroffenen.
Zij onderschrijven de door dit comité gedane aanbevelingen:
I. Medische diagnose.
Het medische oordeel naar algemeen aanvaarde inzichten van de medische wetenschap over causaliteit, ernst en aanvang van ziekten en gebreken dient centraal te staan bij het oordeel over invalidering zonder juridisering of beleidsmatige beperkingen.
II. Tweede generatie.
Gezien de mogelijke ernst van de gevolgen van een opvoeding door zwaar getraumatiseerde ouders dient de afschaffing in 1994 van de gelijkstellingsmogelijkheid van de naoorlogse tweede generatie ongedaan gemaakt te worden. Voldoende en beschikbare expertise op dit gebied kan de hantering van de destijds geldende criteria waarborgen.
Het gaat om de gevallen waarbij de opvoeding van doorslaggevende betekenis was voor het ontstaan van de psychopathologie.
III. Rechtsgang.
In deze wetgeving ontbreekt een mogelijkheid van hoger beroep en rechtspraak in twee instanties zoals overal elders. De extreem terughoudende marginale toetsing door de rechter in deze zaken gedurende de afgelopen jaren doet geen recht aan de scheiding der machten, trias politica en aan de bedoelde ruimhartigheid.
IV. Begeleiding en uitvoering.
Het is een kwalijke ontwikkeling, dat het ministerie alle moeite lijkt te doen om tot afbouw van begeleidende en uitvoerende instellingen te komen.
Het hulpaanbod dient eerder uitgebreid dan beperkt te worden.
De rapporten van de vele commissies over de bejegening van de oorlogsslachtoffers na de oorlog geven alle aanleiding tot zorgvuldige regelgeving en flexibele toepassing. Deze wetgeving hoort geen onnodig leed te veroorzaken, zodat ook werkelijk een ereschuld wordt ingelost.
Ondergetekenden verzoeken met klem het nodige te doen om dit te realiseren.
mr A. Bierenbroodspot prof. dr. D.J. de Levita, psychiater
prof. dr. A. van Dantzig, psychiater K.M.J. Mengelberg, psychiater
A. Engelsman, zenuwarts mr A.H. Punt-Koopmans
dr. Th.K. de Graaf, psychiater prof. dr. M.M.W. Richartz, psychiater
mr Drs. C. Lamphen M.A.M. Willems, psychiater
Per FAX 070-340.7834 en post
Aan Hare Excellentie
de Minister van VWS
Dr. E. Borst-Eijlers
Postbus 20350
2500 EJ Den Haag
Amsterdam, 3 december 1999
Excellentie,
Met verwijzing naar de U vanaf november 1997 toegezonden brieven en rapportages verzoeken wij U om een aantal verbeteringen in de wetgeving voor oorlogsgetroffenen. De door ons comité opgestelde verklaring kreeg brede steun uit het vakgebied en van belangenorganisaties.
Het laatste punt uit de verklaring betreft VWS-beleid.
Twee onderwerpen impliceren wetswijziging.
Voor het eerste punt in de verklaring het zgn. medisch objectief bewijs is bij de Pensioen- en Uitkeringsraad, PUR sinds januari 1998 in alle denkbare vormen aandacht gevraagd. Het in juni 1998 door de PUR toegezegde evaluatieonderzoek wordt eerdaags afgerond. Uit de praktijk blijkt niet van enige beleidsaanpassing.
Vanaf januari 1998 vonden twee besprekingen tussen PUR en MJCO plaats ter voorbereiding van het door ons gewenste gesprek in Uw aanwezigheid met de PUR.
Over aan U en de PUR daarvoor toegezonden rapporten liet U ons vorig jaar weten, dat U deze aan de Commissie Van Galen zou voorleggen. In tegenstelling tot hetgeen U schijnt te denken is overleg met de PUR onzerzijds nooit afgebroken. Recent vonden nog een aantal gesprekken met de geneeskundig adviseurs plaats over andere knelpunten op medisch gebied. Ontwikkelingen sinds november 1997 vormden aanleiding tot enige aanvullingen.
Wij verzoeken U al het nodige te doen.
In afwachting van Uw berichten,
hoogachtend,
namens het MJCO,
Prof. dr. D.J. de Levita mr A. Bierenbroodspot.
n van de Commissie Welzijn van de Tweede Kamer
Amsterdam, 3 december 1999
Geacht parlementslid,
Het Medisch Juridisch Comité Oorlogsgetroffenen MJCO heeft de minister van VWS, mevrouw dr. E. Borst-Eijlers navolgende verklaring aangeboden, medeondertekend door 127 personen en 37 belangenorganisaties.
Dit in mei 1996 opgerichte comité bestaat uit tien psychiaters en advocaten, die beroepsmatig betrokken zijn bij (de wetgeving voor) oorlogsgetroffenen.
In de verklaring wordt bepleit om de afschaffing in 1994 van uitkering, aanspraken van de naoorlogse tweede generatie slachtofferrs ongedaan te maken.
Tot 1994 konden kinderen van vervolgden uit de Tweede Wereldoorlog onder bepaalde voorwaarden gelijkgesteld worden met vervolgden.
Voorwaarde was, dat zij ernstig te lijden hadden gehad van de effecten van de vervolging op hun ouders en hetgeen hen tijdens de vervolging is aangedaan.
In een ander punt wordt verzocht bij de medische beoordeling van uitkeringsaanvragen uit te gaan van algemeen aanvaarde medische inzichten.
Al enige jaren speelt medische bewijs via oude patiëntenkaarten of artsenbrieven een ongewenste juridische rol.
In verband met de privacywetgeving worden deze stukken na bepaalde tijd vernietigd.
Ter verdere toelichting op deze en andere knelpunten zullen u per post twee rapporten toegezonden worden.
namens het MJCO,
Prof. dr. D.J. de Levita mr A. Bierenbroodspot
............................................................................................................................................................................................
VERKLARING
De wetgeving voor slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog - BP, WUV, WUBO en WIV - veroorzaakt de laatste jaren toenemend ongenoegen bij ondergetekenden.
Zowel artsen als advocaten hebben bij de begeleiding van betrokkenen moeten vaststellen, dat van de uitgangspunten van deze wetgeving steeds minder overblijft.
De Nederlandse samenleving zou met deze wetgeving een ERESCHULD moeten inlossen jegens diegenen in wier leven de oorlog een desastreuze rol heeft gespeeld.
Vanwege de jegens hen gevoelde SOLIDARITEITSPLICHT zouden flexibele en ruimhartige regelingen hen in staat stellen tenminste op eigen financieel niveau verder te kunnen leven.
Ondergetekenden delen de ernstige bezorgdheid zoals tot uitdrukking gebracht door het Medisch Juridisch Comité Oorlogsgetroffenen.
Zij onderschrijven de door dit comité gedane aanbevelingen:
I. Medische diagnose.
Het medische oordeel naar algemeen aanvaarde inzichten van de medische wetenschap over causaliteit, ernst en aanvang van ziekten en gebreken dient centraal te staan bij het oordeel over invalidering zonder juridisering of beleidsmatige beperkingen.
II. Tweede generatie.
Gezien de mogelijke ernst van de gevolgen van een opvoeding door zwaar getraumatiseerde ouders dient de afschaffing in 1994 van de gelijkstellingsmogelijkheid van de naoorlogse tweede generatie ongedaan gemaakt te worden. Voldoende en beschikbare expertise op dit gebied kan de hantering van de destijds geldende criteria waarborgen.
Het gaat om de gevallen waarbij de opvoeding van doorslaggevende betekenis was voor het ontstaan van de psychopathologie.
III. Rechtsgang.
In deze wetgeving ontbreekt een mogelijkheid van hoger beroep en rechtspraak in twee instanties zoals overal elders. De extreem terughoudende marginale toetsing door de rechter in deze zaken gedurende de afgelopen jaren doet geen recht aan de scheiding der machten, trias politica en aan de bedoelde ruimhartigheid.
IV. Begeleiding en uitvoering.
Het is een kwalijke ontwikkeling, dat het ministerie alle moeite lijkt te doen om tot afbouw van begeleidende en uitvoerende instellingen te komen.
Het hulpaanbod dient eerder uitgebreid dan beperkt te worden.
De rapporten van de vele commissies over de bejegening van de oorlogsslachtoffers na de oorlog geven alle aanleiding tot zorgvuldige regelgeving en flexibele toepassing. Deze wetgeving hoort geen onnodig leed te veroorzaken, zodat ook werkelijk een ereschuld wordt ingelost.
Ondergetekenden verzoeken met klem het nodige te doen om dit te realiseren.
mr A. Bierenbroodspot prof. dr. D.J. de Levita, psychiater
prof. dr. A. van Dantzig, psychiater K.M.J. Mengelberg, psychiater
A. Engelsman, zenuwarts mr A.H. Punt-Koopmans
dr. Th.K. de Graaf, psychiater prof. dr. M.M.W. Richartz, psychiater
mr Drs. C. Lamphen M.A.M. Willems, psychiater
Lijst van MEDEONDERTEKENAARS, Organisaties
|
42. Dr. J. Houwink ten Cate, historicus
|